DE VERKIEZINGEN :
De politicus = Le politicien
De politici = Les politiciens
De politieke partij = Le parti politique
Kiezen = Choisir
Stemmen = Voter
De wet = La loi
Bepaald = En particulier
Moeilijk = Difficile
Gemakkelijk = Facile
Verkiezingen = Les élections
De gemeenteverkiezingen = Les élections communales
Het lid = Le membre
De leden = Les membres
De gemeente = Commune
De provincie = La province
De burger = Le citoyen
De gemeenteraad = Le conseil communal
Verplicht zijn = Être obligé
Zich inschrijven = S’inscrire
Reclame maken = Faire de la publicité
Eigenlijk = Finalement
De aandacht = La tension
De onderzoeker = Les chercheurs
Het stemrecht = Le droit de vote
De migranten = Les immigrés
HALLOWEEN :
Het wezen = L’être
De knoflook = L’ail
De hoeftanden = Les canines
De wolf = Le loup
Geelachtig = Jaunâtre
De wrat = La verrue
Krom = Courbé, crochu
Ouderwets = Démodé
De bezem = Le balai
Het lijk = Le cadavre
Leeg = Vide
Linnen lappen = Des bandelettes de coton
Het griezelt = ça angoisse
Bruitzien = Paraître
De vampier = Un vampire
Een hekel aan iets hebben = Avoir peur de qqch
De weer wolf = Un loup garou
De heks = La sorcière
De zombie = Le mort vivant
De mummie = Une momie
Het buitenaards wezen = L’extra-terrestre
De robot = Le robot
Het griezeltfeest = La fête de l’horreur
De vooravond = La veille
Allerheiligen : La toussain
De oorsprong = L’origine
Vieren : Fêter, célébrer
De overgang = Le passage
Rwaad = Mauvais
De geest = L’esprit
Veranderen = Changer
Bekend = Connu
HET MILIEU :
Verpakken = Emballer
De drinkbus = Le flacon
Het afval sorteren = Trier les déchets
Het hebbedingetje = Le gadget
De batterij = La pile
De sleutelhanger = Le porte clefs
Opnieuw = À nouveau
Doorstrepen = Barrer
Stevig : Solide
De puntenslijper = Le taille crayon
De kleurstof = Le colorant
Uitzoeken = Rechercher
Zorgvuldig = Soigneusement
Milieuvriendelijk = Ecologique
Dezelfde = Le même
De rugtas = Le sac à dos
Gerecycleerd = Recycler
De plasticfolie = Le film plastique
Brenger = Apporter
Het brikje = Le berlingo
Het zijd = La face
Gebruiken = Utiliser
Sorteren = Trier
Afval = Les déchets, les ordures
Liggen = Se trouver
Druk = Agiter, bruyant
Gevaarlijk = Dangereux
De verkeersweg = La route fréquentée
Staan = Se trouver debout
De fabriek = L’usine
Hangen = Pendre
Drogen = Sécher
Onmiddelijk = Immédiatement
Vuil = Sale
Proberen = Essayer
De groenten = Les légumes
Kweken = Cultiver
De groenteboer = Le légumier
De kruidenier = L’épicier
Genoeg = Assez
Het lawaai = Le bruit
De verkoper = Le vendeur
Het verkeer = La circulation
Ondanks = Malgré
Niet ver van = Pas loin de
De geur = L’odeur
De buurt = Le quartier
‘s nachts = Pendant la nuit
Het weekend = Le week end
Het ziekenhuis = L’hopital
Het vliegtuig = L’avion
Landen = Atterir
Opstijgen = Décoller
Het station = La gare
Aankomen = Arriver
Vertrekken = Partir
Roepen = Crier
Verstaan = Comprendre
Dikwijls = souvent
De stem = La voie
Onmogelijk = Impossible
Vreselijk = Terrible
DOE JE JUNGLE JUMP + PLANTEN
Begieten = Arroser
De bladeren = Les feuilles
Ophaalen = Ramasser
Schoonmaken = Nettoyer
Vensterbank = L’appui de fenêtre
De wetenschapper = Le scientifique
Gezond = Sain
Gezondheid = La santé
Halen = Amener
Het verschil = La différence
Ruiken = Sentir
Ademen = Respirer
De lucht = L’air
Zuiveren = Purifier
Stressen = Stresser
Gezellig = Chouette
Rustig = Paisible
Zenuwachtig = Nerveux
Het geluid = Le bruit
Het vocht = L’humidité
Het stof = La poussière
Verstijten = S’user
Fluokaften = Trousse Flashy
Het toeval = Le hasard
Filteren = Filtrer
Schel en fel = Vif et criard
Verdijnen = Disparaître
Roodkapje = Le petit chaperon rouge
Se balader = Huppelt
Vergeten = Oublier
De ruzie = La bagarre
De speeltplaats = La cours de récré
Zorgen = Prendre soin
Groien = Grandir
De zeep = Le savon
De tandpasta = Le dentifice
Zuiveren = Purger
COMPUTER :
Beslissen = Décider
De beslissing = La décision
De internetaansluiting = La connexion internet
Nemen = Prendre
Gloednieuwe = Flambant neuf
De computer = L’ordinateur
Nodig hebben = Avoir besoin de
Het koopje = La bonne affaire
Goedkoop = Bon marché
Goedkoper = Meilleur marché
Krachtig : Puissant
Krachtiger = Plus puissant
Het scherm = L’écran
Een heleboel = Tout un tas de
Onberperkte = Illimité
Berperkte = Limité
Toegang = L’accès
Snel : Rappide
Sneller : Plus rapide
Het werbericht = La météo
Bestellen = Commander, réserver
Het vliegtuigticket = Le billet d’avion
Regelmatig = Régulièrement
De bankverrichtingen = Les opérations banquaires
Het tijdschrift = Un magazine
Zelfs = Les mêmes
De krant = Le journal
De boekwinkel = La librairie
Beginnen : Commencer
Fantastisch = Magnifique
Een diskette = La disquette
Een drive = Le disque-dur
Een Cd-rom = Le Cd-rom
Een printer = L’imprimante
Het toetsenbord = Le clavier
Een knop = Un bouton
Een schakelaar = La prise de courant
Een stekker = La prise
Een muis = La souris
Klikken op = Cliquer sur
Dubbelklikken op = Cliquer deux fois sur
Installeren = installer
Openen = Ouvrir
Sluiten = fermer
Drukken op = Appuyer sur
Zet je computer aan = Allume ton ordinateur
Installeer word = Installe Word
Selecteer het icoontje met de muis = Sélectionner l’icône avec la souris
Selecteer met je toetsen = Choisis avec tes touches
Druk op enter = Appuie sur Entrer
Druk pagina 11 af = Imprime la page 11
ROND DE MODE :
Het stripboek = La BD
De animatiefilm = Le dessin animé
Het videospeel = Jeux vidéo
De trend = La mode
Zich verkleden = S’habiller
De ontwerper = Le créateur
De jeugd = La jeunesse
Volgen = Suivre
De karakter = Personnage
De kleding = L’habillement
Zichtbaar = Visible
De ontwikkeling = Le développement
Het leven = La vie
De zaak = L’affaire
Het gebied = Le domaine
De wedsrtijd = La competition
De Tip = Les conseils
Zelf maken = Faire sois-même
TATOEAGE :
De tatoeagezaak = La boutique de tatouage
Zelfs = même
Vandaan = Originaire
Plaatsen = Se placer
Leuk = Chouette
Het bloed = Le sang
Zich verplaatsen = Se transmettre
Belangrijk = Important
Het litteken = La cicatrice
Ik ben het beu = J’en ai marre
Het gezicht = Le visage
Het sollicitatiegesprek = Un entretien d’embauche
Oosterse mythologie = Mythologie orientale
Gevoelig = Sensible
Een minderjarige = Un mineur
Felle kleuren = Couleurs vives
PIERCING :
Letterlijk = Littéralement
Doorboren = Percer
Gaten maken = Faire des trous
De navel = Le nombril
De tong = La langue
De wenkbrauw = Le sourcil
De lip = La lèvre
Het gevolg = La conséquence
Het gevaar = Le danger
De ontsteking = L’infection
Een zenuw raken = Toucher un nerf
Het lodderoog = La paupière lourde
Het ooglid = La paupière
De bloeding = Le saignement
De besmetting = La contamination
De geelzucht = L’hépatite
Strenge regels = Elaborer
Opstellen = Des règles strictes
Een opleiding volgen = Suivre une formation
Vermijden = Eviter
Volgens mij = Selon moi
Dat klopt = ça concorde
Dat is waar = C’est vrai
Inderdaad = En effet
Ik ben het met je eens = Je suis d’accord avec toi
Je hebt gelijk = Tu as raison
Ik ben het niet met je eens = Je ne suis pas d’accord avec toi
Helemaal niet = Pas du tout
Dat klop niet = ça ne concorde pas
Dat is onjuist = C’est pas juste
Het ringetje = le petit anneau
Onderzoeken = Examiner
Schoon = Propre
De naald = L’aiguille
Streng = Sévère
Regels opstellen = Fixer des règles
bonne chance et bon amusement
Sujet: question a propos des devoir ou des contole 
Dim 3 Juin - 20:39
